De DF op safari in Rome

De DF is een wereldreiziger, dat mag gerust gezegd worden. Best raar als je als wereldreiziger nog nooit in Rome bent geweest, tijd om deze smet op het blazoen te verwijderen. Het vieren van het afsluiten van de lagere school-periode van mijn zoontje, die net zijn citotoets heeft gedaan, vormde daarvoor een mooie aanleiding.

Het eerste wat je je natuurlijk afvraagt, is waar je gaat slapen in Rome. Rome kent veel vijf-sterren hotels die veelal sleets zijn.

Gelukkig bracht mijn op het Ibiza woonachtige vriend Dino, een wandelende gids voor alles wat fijn is in deze wereld, meteen uitsluitsel: “DF je moet bij J.K. Place gaan logeren”. Het boutique hotel J.K. Place is midden in het centrum gelegen met op 500 meter afstand de Spaanse trappen en op 800 meter afstand Vaticaanstad. Dino deed er en passant nog twee restaurant tips bij. Daarover later meer.

Via mijn vriendin Merlin, die alles weet van reizen in stijl en goede rondleidingen ter plaatse, kwam ik Marije van der Vorm tegen. Marije woont al zes jaar in Rome, heeft Grieks, Latijn en daarbij nog even Italiaans gestudeerd, geeft les op een Nederlandse school (groep 7 en 8) en “en passant” op een Amerikaanse Highschool. Marije is specialist in het omzeilen van lange rijen (om je een idee te geven: bij het Vaticaanmuseum staat gemiddeld een wachtrij van 5 uur) en als je echt gas wilt geven, huurt ze een golfkarretje voor je; elektrisch, dus je mag overal naartoe. Je begrijpt waarvoor de DF heeft gekozen: het golfkarretje. Het oude gezegde “Vrouw achter het stuur, bloed aan de muur”, deed weer opgeld, Marijee heeft zo lang in Italië gewoond, dat ook zij inmiddels in een golfkar rijdt alsof ze Jos Verstappen moet inhalen en na 800 meter was het linker voorwiel afgebroken. Hilariteit alom, maar Marije zou Marije niet zijn als er niet binnen tien minuten een nieuwe golfkar stond, en dat op een nationale feestdag. Chapeau!

Enfin, J.K. Place is een hotel waar je graag wilt zitten. Het is een boutique hotel, ingericht door Ralph Lauren, fijner wordt het niet. Prachtige kamers, naar mijn mening redelijk betaalbaar (EUR 450,- per nacht, inclusief ontbijt) en alles op loopafstand. Ik heb buiten de golfcar om, niet één keer een taxi hoeven nemen in Rome. Ik heb alles gelopen. Gemiddeld 12 kilometer per dag, maar de afslankende man kan dit prima gebruiken.

En dan het culinaire. Zoals gezegd, mijn vriend Dino deed mij twee tips van de hand en de uiterst charmante, in Milaan wonende Claudia gaf mij eveneens twee tips. Alle vier de tips waren een schot in de roos. In volgorde van lekkerheid en fijnheid som ik ze op. Piperno, Al Moro, Due Ladroni en Lagana.

In Rome moet je artisjok eten, vooral in de maanden april en mei, dan komen ze net de grond uit. Het verschil met de gewone artisjok is dat ze groter zijn, en de takken geen stekels hebben. Je kunt ze op twee manieren eten: de à la Romana bereide (gekookt in olijfolie, verse munt, peterselie, knoflook en wat citroensap) of op de Joodse manier (eigenlijk de scalp van de artisjok en die kort aan het steeltje gehouden en gefrituurd). Beiden even lekker, de eerste (de gekookte versie) wat gezonder.

Bij Piperno hebben wij genoten van de lunch buiten. Ik at daar nagenoeg vegetarisch. De artisjokken op beide manieren bereid, verse doperwten in olijfolie en knoflook (beter wordt het niet) en tenslotte courgettebloemen gefrituurd in een biergistbeslag, gevuld met mozzarella en wat ansjovis. Beter wordt het niet. Ik raakte spontaan in gesprek met mijn Romeinse buurman die mij, geheel volgens traditie, een koffie aanbood na de maaltijd. Hier zit een heel verhaal achter, dat vertel ik een andere keer.

Bij Al Moro had ik gevraagd om buiten te mogen zitten, niet wetende dat het in plaats van 28 graden 18 graden zou zijn. Het mocht de pret niet drukken. Een klassiek Italiaans interieur en ik at daar de allerlekkerste vongole ooit. Bereid met witte wijn, knoflook, wat uien, kookvocht en wat citroen, in olijfolie gedoopt en daarna gebakken brood onder de schelpjes. Ik ben zelden zo geëmotioneerd geraakt van een gerecht als dit gerecht. Dit is het lekkerste wat ik ooit in mijn leven heb gegeten.

Zo simpel, vijf ingrediënten, waarvan de belangrijkste de verse vongole, die – hoe kan het ook anders – een maatje groter zijn dan in Nederland. Het lijkt wel of de Nederlanders het mooiste van wat zij vangen altijd wegsturen naar het buitenland.

Bij Due Ladroni (“de twee dieven”) werd ik verrast op een ware VIP behandeling. Ik weet niet wat Claudia, mijn in Milaan woonachtige vriendin ze allemaal heeft verteld, maar het was fantastisch. Ook hier kom je in een restaurant waar de tijd na 1880 stil heeft gestaan. Ouderwetse schuifdeurtjes, een vitrine met verse vis en schelp- en schaaldieren, vers gebakken groentetaarten, maar ook taarten van pijnboompitten en vijgen, en een hele kalfslever op ijs. Wat fijn. De geoefende lezer weet dat de DF (die inmiddels 21 kilo is afgevallen) alleen nog maar vis eet. Ik begon met de tartaar van verse zeebaars (en vers was ‘ie) met olijfolie, gehakte zwarte olijven, zwarte peper en een vleugje citroensap. Dat zoiets simpels zo lekker kan zijn. Het doet mij denken aan mijn oude vriend Piet, de ongekroonde viskoning van Vlieland. Hij is de enige die buiten Italië zulke zeebaarstartaar kan maken en om de doodeenvoudige reden dat hij ze zelf aan de haak slaat en ze binnen een uur op je bord liggen.
Ik vervolg met vers gegrilde pulpo (kleine inktvissen) à la plancha, met ‘Van der Valk kruiden’ (peper en zout), olijfolie, meer heb je niet nodig.

Ik sluit af bij Lagana voor de lunch. Ook daar weer een dankbare tip van Claudia. Het gekke is, ik heb alleen maar in restaurants gezeten waar geen toeristen zaten. Alleen maar Italianen om mij heen en niemand die Engels sprak. Beter wordt het eigenlijk niet. Een beetje handen- en voetenwerk helpt je verder en het goede nieuws is: de taal van gerechten is een internationale taal.

Bij Lagana kregen wij spontaan als amuse een plak verse, warme frittata (aardappeltaart met spek, eieren en wat room) aangeboden. Beleefd als ik ben, kon ik niet afslaan, wetende dat deze caloriebom zijn weerga zal hebben als ik de weegschaal aandruk. Na de frittata genoot ik van verse, dun gesneden inktvis (de eigenaar verzekerde mij dat hij die ochtend was binnengebracht), in een saus van tomaten en zwarte olijven (met het steeltje er nog aan). Opnieuw voelde ik tranen in de hoeken van mijn ogen opkomen. Zo simpel en zo lekker! Al dat gelul met die schuimpjes en andere poespas. Terug naar Italië of Spanje, dat is toch wat je wilt?

En dan nog even over de spaghetti bolognese.

Ik heb het geluk dat ik met een spaghetti bolognese specialist op stap was: mijn zoontje van 12.

Hij begint het liefst de dag met een bord spaghetti en gaat er ook mee naar bed. En dan natuurlijk niet de spaghettisaus zoals zijn moeder hem maakt (“Waarom zitten er altijd stukken broccoli, courgette en wortelen doorheen? Zie je dat hier in Italië dan ook, pap?”) Nee, gewoon de echte ragut, zoals alleen de Italianen hem kunnen bereiden (tomaat, knoflook, peper, zout, olijfolie en hele fijngesneden ui en tomatensaus). Hij vond het moeilijk om te kiezen welke bolognese hij het lekkerste vond, maar ook bij hem staat die van Piperno op nummer 1. Dus als je naar Rome gaat, volg het programma van uw grote roerganger, succes verzekerd, en doe ze de hartelijke groeten!

www.ristorantepiperno.it

www.ristorantealmoro.com

www.dueladroni.com

www.ristorantelagana.it

 

(Visited 243 times, 1 visits today)