Chez Caro: kaasfondue-wedstrijd in de Haute-Savoie

Mijn vriendin, Caro, is mijn één-na-oudste vriendin. Ik ben een gezegend mens dat ik haar ken. Een fantastische vrouw, waar de mannen met wie ik op stap ben stiekem allemaal een beetje verliefd op zijn. Het is een wijf met pit, zij drinkt ons na het eten, altijd, nooit niet, met de Génépi en masse onder tafel en zij ziet gastvrouw-schap als een vak, maar dan wel op “C-level. Zo ziet de DF het graag. Haar man Onno is natuurlijk mijn vriend en hij ziet er ook uit alsof hij een gezegend mens is, tegelijkertijd getergd, want oh wee, als je de toorn van Caro over je afroept….

Enfin, de DF is, zoals de geoefende lezer weet, een sportman, zulks ter onderhoud van zijn godenlichaam. Hij is lid van een mountainbikeclub, die iedere zondag in gênant strakke pakjes het bos van de Lage Vuursche onveilig maakt.

Wij zijn op onze jaarlijkse ski-trip in Saint Gervais Le Bains, wat vlakbij Megève gelegen is. Tijdens een eerder overleg met Caro gaf zij aan dat zij specialist is in het maken van kaasfondue. Met 10 hongerige mountainbikers in aantocht, kwamen wij er al snel op dat wij gezamenlijk een kaasfondue zouden maken, die uiteindelijk eindigde in een keiharde wedstrijd, waarbij op het scherpst van de snede, op licht vijandige wijze, met elkaar “gebatteld is. Een soort snackmasters, maar dan op hoog niveau, letterlijk en figuurlijk.

De DF, een sluwe, slimme, hoogst aantrekkelijke fantastische kok, besluit zo zijn voorbereidingen te treffen. In Londen koopt hij in Moxon street de mooiste knoflook, in Nederland koopt hij bij Tamar pittige kaas van de Zeeuwse boer Mulder als een geheim ingrediënt, en hij besluit zijn 60 jaar oude kaasfonduepan van Le Creuset met houten handvat in zijn koffer mee te nemen, inclusief bijpassende wijn en bijpassende kirsch, en natuurlijk – niet geheel onbelangrijk! – een rasp voor de knoflook. ’t Was ff sjouwen, za’lk maar zeggen…

Op de dag van de competitie loopt mijn vriendin Caro buitengewoon ontspannen rond. Ik krijg nog even de stuipen op het lijf gejaagd bij de mededeling dat er sprake is van een inductie-fornuis, waar mijn gietijzeren pand het niet goed op doet. Het blijkt gelukkig een elektrische kookplaat te zijn.

Ik zie twee pannen opstaan en als ik de deksels optil, krijg ik meteen een tik op de vingers. Wat blijkt, Caro heeft een pure Franse en een Zwitserse kaasfondue voorbereid, maar doet dit op een wel hele aparte manier. Zij snijdt de kaas in plakken, legt die eenvoudigweg met koude, witte wijn in de pan, doet haar kruiden erbij en that’s it. Ze zet het zachtjes op, roert drie keer, klaar de kaasfondue. Ondertussen pimpelt zij er lustig op los, heeft zij de lachers op haar hand en geeft zij mijn vriend Onno af- en toe een sneer. Het resultaat mag er zijn, de Franse variant kent de meeste fans:

Zo niet de meester-kaasfonduemaker, de DF zelve.

De DF raspt alle kaas met de hand. En dan vraagt u natuurlijk nu: “Welke kaas?” Per persoon 200 gram kaas. Ik neem daarvoor: de uit Zwitserland afkomstige Appenzeller, de uit de Haute Savoie afkomstige Beaufort (“Alpage”, dus van de berg), pittige belegen boeren kaas van Boer Mulder uit Zeeland, Gruyère en gooi er deze keer 50/60 gram Reblochon bij (zonder korst) en een gelijk gewicht Vacherin Mont d’Or (zonder korst). Ik combineer dus Franse- en Zwitserse kazen. Voor puristen als Caro, is dit een doodzonde/beginnersfout.

Ik begin met de pan in te smeren met knoflook. Ik schep er vervolgens één eetlepel bloem in en een lepel gezouten echte boter. Daar maak ik een roux van en vervolgens giet ik er witte wijn bij. Wat voor wijn? Vanzelfsprekend een witte Vendange uit Zwitserland. Als ik een stevige, dikke soep heb, begin ik er de geraspte kaas doorheen te mixen. Ik roer natuurlijk met een houten pollepel achtjes in de pan en houd de kaasfondue op de juiste dikte. Een goede kaasfondue is zo dik als een stevig, licht gebonden soep. Hij moet luchtig zijn. Als je het goed door lepelt, krijg je er lucht in. Dan heeft de maag het idee dat je te maken hebt met een lichte kaasfondue en dat heeft als voordeel dat je langer door kan knagen.

Een kaasfondue mag nooit koken. Eigenlijk moet hij maximaal 70 graden zijn. Ik heb dan ook stiekem mijn laserthermometer bij me, om af en toe de temperatuur goed te controleren. Vijf minuten voor het einde gooi ik er nog wat extra peper bij en kirsch. En niet zomaar kirsch, natuurlijk kirsch uit het Hochschwarzwald. En ik heb voor deze ene keer nog twee geheime ingrediënten: ik gooi er pittige pimentón (een mengsel van onder meer cayennepeper) in, circa een theelepel, en ik heb prachtige, grote morilles bij de slager in het dorp gekocht, die ik heb geweekt en gespoeld, en ik doe een beetje van het weekwater door de kaasfondue en de gehalveerde morilles. Desembrood erbij, kleine gekookte aardappels en gedroogd vlees, mijn god, wat een feest, dit in combinatie met de fantastische witte bourgogne die mijn gulle vriend Onno met ons deelt.

De beste kaasfondue ooit…..

En wie er gewonnen heeft? Tien hongerige mannen doken op de kaasfondue. De DF, gentleman zoals hij is, accepteerde meteen het oordeel van de (ongetwijfeld omgekochte) juryvoorzitter Kees de J., die, in al zijn wijsheid en respect, besloten had dat er sprake was van een winnaar, die tevens gastvrouw was. De Franse variant wel te verstaan.

Spreken is zilver, zwijgen is goud…..

Gefeliciteerd Caro (ik kan dit na twee maanden zeggen)!

Enfin, het werd wederom een reuze gezellige boel, die eindigde op de grond, nadat Caro ons voor de zoveelste keer onder tafel gedronken had….

(Visited 367 times, 1 visits today)